De spons er over!

Hoe dom het ook mag klinken: het onnadenkend wassen van klassiekers levert nogal wat onverwachte risico’s op. Samen met onze expert Christian Petzoldt laten we zien hoe u uw auto goed nat maakt…

auto goed nat maakt

Een emmer water met een scheutje goede shampoo, een spons en de tuinslang met een praktische, plastic straalpijp. Hoe moeilijk kan dat zijn? Maar alleen al bij het treffen van de voorbereidingen voor de wasbeurt kan er veel misgaan. En bij onze poetsprofessional schoot de schrik er al in toen we tevreden met ons emmertje sop aan kwamen slenteren. “Per definitie heb je voor het wassen van een auto altijd twee emmers nodig!” In de ene emmer warm- of lauw water gaat een scheutje autoshampoo. Dat laatste voorkomt aantasting van de lakbescherming (de was) en de rubbers die anders bros zouden kunnen worden. De andere emmer wordt gevuld met schoon kraanwater. In die emmer moet de spons na elke wasgang uitgespoeld worden. Zo blijft het afgenomen vuil buiten het sopje. Dat is toch eigenlijk vanzelfsprekend? De auto mag tijdens de wasbeurt ook nooit in de zon staan. Want waterdruppels op de lak zijn onder de zon brandglazen die de lak thermisch aanvallen en die, als ze daarna op - drogen, lelijke kringen achterlaten. Dat komt door de mineralen die in het kraanwater zijn opgelost. Voor de eigenlijke wasbeurt moet eerst het losse vuil zorgvuldig, en van boven naar beneden, afgespoeld worden. Dat heeft zijn tijd nodig en is niet de snelle sproeibeurt die de buurman zijn leasewagen geeft. Een slang met een straalpijp waaruit een gebonden straal water komt, verspreidt het vuil namelijk naar plekken waar u het verder pas weer ziet als het te laat is. Een slang met ‘open uitloop’ geeft een milde, brede stroom water die het vuil wèl verwijdert. Als het losse vuil weg is, dan is het tijd voor de emmer, de shampoo en de spons. “Een grote microvezelspons of een wollen washandschoen is de kringen poetst. Dat gaat dan weer beter met de hand omdat je dan rechtlijnig werkt. De poetsschijf op de machine draait zijn eigen cirkels, dat werkt minder.” In de tussentijd zijn Kunics assistenten begonnen de Jaguar af te plakken. Het ziet er een beetje uit als of al het chroom van de oude Brit voor het geweld van de poetsmachine verstopt moet worden. “Nee hoor, chroom is veel harder dan lak. Dat kan geen kwaad. Het zijn de rubbers die beschermd moeten worden. Slordig gepoetste auto’s herken je aan de witte wasresten op de rubbers. En afplakken gaat veel sneller dan die afdichings- en montagerubbers later weer schoonmaken.” Dan wordt onder chroomstrips en lijstwerk achtergebleven waswater met gedroogde perslucht weggeblazen. “Zo voorkomen we dat er later druppels over de lak lopen en het polijstproces in de war gooien.” Bovendien voorkomt het ook roestvorming als daar geen water achter blijft. “Want de boringen voor de montageclips van de sierlijsten zijn erkende zwaktepunten bij de meeste klassiekers.” Bij een paar van die strips moeten eerst nog met een borsteltje wat oude wasresten verwijderd worden. Een klusje dat een vorige keer blijkbaar over het hoofd gezien was, maar dat bij een vakman altijd op zijn afturflijstje staat. Tijdens het polijsten moeten die vaklui goed licht hebben. De auto staat onder een batterij felle lichtbalken. Kunic legt uit: ”Als showroom kun je niets met deze hal. In dit licht zie je elke imperfectie. Maar voor ons is het belangrijk direct het resultaat van ons werk te kunnen zien. Vooral die hologrammen mogen we niet uit het licht houden. We moeten constant zien wat we doen. Daarom controleren we elke auto voordat we hem in de was zetten met een enorm dure controlelamp. Als we resten van die cirkelvormige poetsstrepen pas na het in de was zetten zien, dan moet de was er weer helemaal af. Op onze kosten.” En zo komen we toch bij het in de was zetten. De lak mag door het polijsten dan wel heel mooi glimmen, maar alle poriën ervan staan open en de glans is zo vluchtig als de belofte van een politicus. Met een spons brengt Kunic de witte massa, die de consistentie van boter die uit de ijskast komt heeft, aan. “Eerst masseer ik de was met een lichte druk in de lak, dan verminder ik de druk en streel ik nog maar heel licht met de spons over de oppervlakte.” Daarbij komt het grootste gedeelte van de was weer vrij voor de volgende inzet. Er blijft maar een vleugje achter op de lak. En dat is prima, want de Carnaubaproducten zijn tamelijk aan de prijs.

Gelukkig zijn ze ook hoogst effectief wanneer ze goed gebruikt worden. ‘Goed’ is in dit geval dat er zo min mogelijk lak in de microvezeldoek terecht komt waarmee de beroepspoetser nu liefdevol over de lak aait. Dat uitpoetsen moet gebeuren terwijl de was nog niet uitgedroogd, maar nog vochtig is. Als het poetsen zwaar begint te gaan, dan is dat zover. Dat gaat dan ten koste van het eindresultaat. Bij erg oude laklagen die een erg open poriënstructuur hebben, is het raadzaam het geheel na een paar uur nog een keer in de was te zetten. De lak wordt dan verzadigd, waardoor ook de glans weer toeneemt. Maar de echte glans komt door het polijsten. Ook al doen sommige producten anders geloven. Als laatste verwijdert Kunic nog de afplaktape en controleert hij alle grensgebieden tussen glans, chroom en rubber. Met een borsteltje verwijdert hij de poetsresten uit de naadjes van de sierstrips en hij controleert zijn werk nog eens kritisch. “Weet je, in Amerika zijn car-detailers intussen erkende vaklui. In Europa zien ze ons nog steeds die domme autopoetsers. Jammer toch?”

AMK Autoverzorging