Autolakken zijn er al zolang er auto’s zijn. Alleen de manier waarop ze gemaakt en opgebracht worden is in de loop der jaren even veel veranderd als de auto’s zelf. We kijken terug op meer dan 120 jaar autolakhistorie en kijken wat we daar nu mee kunnen.
De lak op auto’s heeft twee bestaansredenen. Hij is extreem belangrijk voor het uiterlijk van de auto en hij moet de onderdelen van de auto, vooral de carrosserie, beschermen tegen de elementen. Lak moet een auto, zo goed en kwaad als het gaat, conserveren. Aan het begin van het autotijdperk waren automobielen uitsluitend voor de happy-few. De productie-aantallen waren klein en de fabrikanten konden heel veel tijd spenderen aan het op kleur brengen van hun scheppingen. De eerste auto’s werden op dezelfde manier gelakt als koetsen. De schilders brachten de lak met penselen in meerdere lagen op. Daarvoor moest het koetswerk - de carrosserie - eerst zorgvuldig in de grondlak gezet - en gevernist worden. Daar tussendoor werd er keer op keer geplamuurd en geschuurd. Tussen die verschillende acties waren erg lange droogpauzes nodig. Vanaf het begin tot aan het glanzende eindresultaat kon zo maar acht weken zitten. De lakken waren indertijd op oliebasis. De toplaag bestond uit een bindmiddel, een mengsel uit natuurlijke hars en olie waarin natuurlijke pigmenten zoals roet voor de kleur zorgden. Om de lak gebruiksklaar te houden werden er oplosmiddelen zoals alcohol toegevoegd. Die ambachtelijke aanpak paste helemaal niet bij de op gang komende massaproductie. In Duitsland, de gedoodverfde geboorteplaats van de automobiel, maakten de autofabrikanten in 1901 845 personenauto’s. Negen jaar later waren dat er 12.000. Het lakproces moest die productie bij kunnen houden. De lakken op oliebasis werden verbeterd en de droogtijden door temperatuurverhoging verkort. Maar in 1910 was autolak op zijn snelst pas na drie weken droog. Het einde van de op plantaardige olie gebaseerde lakken kwam met de geboorte van Henry Fords legendarische Model T. Ford wilde er daar dagelijks 1000 van maken. Dat was dankzij de lopende band geen probleem. Maar met een 20 daagse droogtijd van de toenmalige laksoorten zou hij er een lopende band van 100 kilometer lengte voor nodig hebben. Met de beschikbare middelen waren de geplande aantallen dus niet te realiseren. Ford zocht daarom een alternatief dat een droogtijd van maximaal 50 uur mocht hebben. Hij kwam - toen al - in Japan terecht waar schellak werd gebruikt. Dat product was een extract dat hoofdzakelijk uit de afscheiding van schildluizen gewonnen werd en daarmee de biologische vervanger van de tot dan gebruikte plantaardige oliën en natuurlijke harsen. De nieuwe lak was aanzienlijk dunner en kon daarom met de in 1910, in Detroit uitgevonden, spuitpistolen verwerkt worden. Het grootste voordeel: de dunnere laklagen droogden sneller. In de benodigde hoeveelheden was dit, ook.
AMK Autoverzorging